Groot methaanlek gedicht na ontdekking vanuit de ruimte

Nederlandse en Noord-Amerikaanse onderzoekers hebben voor het eerst een methaanlek gelokaliseerd vanuit de ruimte. Het Nederlandse ruimte-instrument TROPOMI en een ruimte-instrument van het Canadese GHGSat vonden drie bronnen in Centraal-Azië met een gezamenlijke uitstoot van 153 kiloton methaan per jaar, vergelijkbaar met de klimaatimpact van een miljoen auto’s. Inmiddels is het  lek gedicht. Publicatie op 22 november in Geophysical Research Letters.

Figuur: Methaanmetingen door TROPOMI op drie verschillende dagen. De figuren tonen de lokale verhoging ten opzichte van de achtergrondconcentratie in ‘ppb’ (parts per billion). De pijlen rechtsonder geven de windrichting op die dag. Het zwarte kader markeert het gebied waarover GHGSat op hogere resolutie methaanconcentraties heeft gemeten. Bevat bewerkte Copernicus Sentinel data.

Methaan is een belangrijk broeikasgas waarvan er nu 2,5 keer zo veel in de atmosfeer zit als in het pre-industriële tijdperk. Deze stijging is een gevolg van door de mens veroorzaakte emissies zoals van de veehouderij, rijstbouw, fossiele brandstofindustrie en vuilstortplaatsen. De bijdrage van het door de mens uitgestoten methaan aan de mondiale opwarming is momenteel ongeveer half zo groot als die van CO2. In tegenstelling tot CO2 verdwijnt methaan al na ongeveer tien jaar uit de atmosfeer. Daardoor is het verminderen van de methaanuitstoot een manier om relatief snel klimaatverandering tegen te gaan.

In een onderzoek geleid door het Canadese GHGSat en Harvard University, met bijdragen van SRON Netherlands Institute for Space Research en de VU, is nu voor het eerst vanuit de ruimte een voorheen onbekend methaanlek in de olie- en gasindustrie gevonden. De bevindingen zijn op 22 november gepubliceerd in Geophysical Research Letters.

Satellieten vullen elkaar aan

GHGSat is een Canadees bedrijf dat met een satellietinstrument methaan in de atmosfeer kan meten op een hoge resolutie van 50×50 m2 voor selectieve doelen van 12×12 km2. In januari van dit jaar vonden ze bij toeval grote emissies van een olie/gasfaciliteit in Centraal-Azië. Bij nadere inspectie van eerdere metingen, teruggaand tot februari 2018, ontdekten ze emissies vanuit drie verschillende locaties. Die zijn vervolgens bevestigd door SRON met gebruik van TROPOMI-data. TROPOMI is een meetinstrument van Nederlandse bodem dat sinds 2017 de aardatmosfeer waarneemt vanaf de ESA-satelliet Sentinel-5P. Het instrument bestrijkt dagelijks de gehele wereld met een maximale resolutie van 5.5×7 km2 en vond vanaf het begin van de metingen al methaanuitstoot in dit gebied.

Een miljoen auto’s

De emissies van de drie bronnen worden tussen februari 2018 en januari 2019 geschat op 153 kiloton per jaar. Ter vergelijking: de grootste kolenmijnen waarvan emissies bekend zijn stoten 10 tot 100 kiloton per jaar uit. Gemiddelde emissies uit het omliggende gebied worden op 400 kiloton per jaar geschat op basis van de TROPOMI-data. Inmiddels is er actie ondernomen na de ontdekking door de satellieten, en zijn de drie losse lekken gedicht. Dit voorkomt een klimaatimpact gelijk aan het gebruik van één miljoen auto’s.

‘Dit onderzoek laat zien dat TROPOMI overal ter wereld methaanemissies kan detecteren uit de olie- en gasindustrie,’ zegt Bram Maasakkers, onderzoeker van SRON. ‘De samenwerking met Harvard en GHGSat zetten we voort, waarbij TROPOMI met haar dagelijkse werelddekking locaties aandraagt die GHGSat op hoge resolutie nader kan bestuderen.’ SRON werkt binnen het NWO GALES (GAs LEaks from Space) project aan de verdere opsporing en kwantificatie van wereldwijde emissies.

TROPOMI is een samenwerking tussen Airbus Defence and Space Netherlands, KNMI, SRON en TNO, in opdracht van het NSO en ESA. Airbus DS NL was hoofdaannemer voor het ontwerp en de bouw van het instrument. TNO was verantwoordelijk voor het optisch ontwerp. De wetenschappelijke leiding is in handen van het KNMI en SRON. TROPOMI is gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat