Climate change influences carbon cycle

{lang nl}

In 2010-2012 sterke extra opname van kooldioxide boven Australië

Satellietmetingen van koolstofdioxide in de aardatmosfeer geven inzicht in hoe klimaatverandering zelf – in de vorm van bijvoorbeeld zware regenval, droge periodes en overstromingen – de koolstofcyclus weer beïnvloedt op het Australische continent. De koolstofcyclus is mede bepalend voor hoe sterk het broeikaseffect is. De resultaten van het onderzoek worden vandaag gepresenteerd op het ESA Living Planet Symposium in Praag.

{/lang}

{lang en}

Satellite measurements of carbon dioxide in the Earth’s atmosphere shed light on how climate change – taking the shape of for instance heavy rains, draughts and floods – in turn influences the carbon cycle at the Australian continent. The carbon cycle has a big impact on the greenhouse effect. The research results are presented today at the ESA Living Planet Symposium at Prague.

{/lang}

Grassen en struiken bloeien op in het binnenland van Australië na zware regens door La Nina eind 2010. Hierdoor ontstond een tijdelijke extra koolstofopname boven het continent (Phillip Capper)

Ecosystemen zoals graslanden, toendra’s en gematigde of tropische bossen onttrekken koolstofdioxide – na waterdamp het belangrijkste broeikasgas – uit de atmosfeer en slaan grote hoeveelheden ervan op. Vooral semi-aride gebieden worden meer en meer gezien als belangrijke veroorzakers van variaties in de koolstofcyclus. In deze gebieden is weinig bodemvocht beschikbaar en zijn de reacties op droge periodes en overstromingen abrupt en substantieel. Een essentiële vraag voor klimaatwetenschappers is hoe droge periodes en overstromingen, die steeds vaker voorkomen, de koolstofcyclus en daarmee het klimaat beïnvloeden.

SRON-klimaatonderzoeker Rob Detmers en zijn collega-onderzoekers hebben satellietmetingen gebruikt om te bestuderen hoe afwisselende periodes van hevige regen en droogte de koolstofopname boven Australië, een semi-aride continent waar grassen en struiken het landschap domineren, beïnvloed hebben. In de periode voor 2010 had Australië te maken met een aantal extreem droge jaren, door een El Nino. Eind 2010 keerde het tij door een sterke La Nina, die zorgde voor een record hoeveelheid neerslag tot aan begin 2012. Door de enorme hoeveelheden neerslag begon de vegetatie ook flink toe te nemen, wat een significante impact op de koolstofopname zou kunnen hebben.

Satellietmetingen
Om dat te onderzoeken gebruikten ze gegevens van de Greenhouse Gases Observing SATellite (GOSAT), een van slechts twee huidige satellieten die metingen kunnen doen van koolstofdioxide in de luchtkolom met voldoende meetgevoeligheid nabij het aardoppervlak. De onderzoekers vergeleken metingen van GOSAT uit de periode 2009-2013 met gegevens over bodemvocht van het Gravity Recovery and Climate Experiment (GRACE), die als droogte-indicator gebruikt wordt. Als indicator voor de totale hoeveelheid vegetatie gebruikten ze satellietwaarnemingen van chlorophyl fluorescentie. Tot slot gebruikten ze de Global Fire Emissions Database om koolstofdioxide-emissies als gevolg van bosbranden te bepalen. Dit laatste omdat ieder jaar grote stukken grasland in Australië verbranden, waarbij koolstofdioxide vrij komt in de atmosfeer.

De waarnemingen bevestigen een sterke extra koolstofopname boven Australië van eind 2010 tot 2012, als gevolg van de versterkte regenval. De extra opname van koolstof kwam neer op grofweg 0,77 gigaton per jaar en duurde bijna twee jaar. De hevige branden in 2011, die zorgden voor hogere koolstofemissies, wogen niet op tegen de extra opname door de vegetatie.

Dit onderzoek laat zien dat satellietwaarnemingen van koolstofdioxide in de atmosfeer gebruikt kunnen worden om te begrijpen hoe de koolstofcyclus in semi-aride gebieden reageert op klimaatvariabiliteit. Dit is belangrijk voor een betere afschatting van het effect van toekomstige klimaatverandering.

Publicatie
Anomalous carbon uptake in Australia as seen by GOSAT, Detmers, R. G., O. Hasekamp, I. Aben, S. Houweling, T. T. van Leeuwen, A. Butz, J. Landgraf, P. Köhler, L. Guanter, and B. Poulter
(Geophysical Research Letters, DOI: 10.1002/2015GL065161, 2015)