SWS: Infrarooddetector opent de poort naar astrochemie
De uitdagingIn 1983 brengt de Nederlandse / Amerikaanse / Britse satelliet IRAS voor het eerst de infraroodhemel min of meer volledig in kaart. Daarvóór is wel bekend dat er verschillende infraroodbronnen bestaan, maar men heeft geen idee hoe het heelal eruit ziet als je door een ‘infraroodbril’ kijkt. IRAS scant de hemel op vier golflengten, bij 12, 25, 60 en 100 micron en die gecombineerde informatie geeft een ruw idee over het spectrum en dus ook over de aard van de bron. IRAS blijkt een enorm succes dat naar meer smaakt. Want de enorme hoeveelheid bronnen op de kaarten roept ook veel vragen op die met de IRAS-gegevens niet kunnen worden beantwoord. Er is behoefte aan vervolgonderzoek met een infraroodtelescoop die een scherper gezichtsveld heeft en gedetailleerde infraroodspectra kan opnemen. De spectraallijnen in die spectra vertellen niet alleen wat de chemische samenstelling is van een bron, maar ook wat de omstandigheden zijn waarin het gas en stof tot stralen wordt gebracht. Of waar gas en stof juist straling absorbeert. Die telescoop komt er, en heet Infrared Space Observatory (ISO). Hij wordt gebouwd in opdracht van ESA en op 17 november 1995 gelanceerd. Nederland bouwt een van de instrumenten, een spectrometer voor korte golflengten (Short Wave Spectrometer- SWS). Zoals altijd bij ruimtemissies worden aan de technische oplossing van de te bouwen spectrometer hoge eisen gesteld. Allereerst zit er een limiet op het totale gewicht van het instrument: 9 kilogram. Vervolgens mag de totale inhoud (de omvang) niet meer bedragen dan 10 liter, vergelijkbaar dus met een gewone schoonmaakemmer. Ook worden hoge eisen gesteld aan de kwaliteit van het spectrum: de spectrometer moet zeer kleine details in de spectra zichtbaar maken. En verder voorziet de missie erin dat ISO in een sterk elliptische baan beweegt met als hoogste punt zo’n 70.000 km boven de aarde en als laagste punt 1000 km. Rond dat laagste punt beweegt ISO door de stralingsgordels van de aarde en dan zijn geen zinvolle metingen mogelijk. Maar de elektronica moet wél bestand zijn tegen dit periodiek optredende stralingsbombardement.
De oplossingVan cruciaal belang voor de prestaties van de SWS is de gevoeligheid. Zowel om zwakke lichtbronnen te detecteren als om kleine details van emissie- en absorptielijnen in het spectrum te kunnen zien. Deze spectrale gevoeligheid wordt uitgedrukt met een getal dat ontstaat door de golflengte te delen door het kleinste verschil in golflengte dat je in het spectrum kunt onderscheiden. Voor de SWS moet dit getal over het gehele meetbereik minstens 1000 zijn. Kijk je bij bijvoorbeeld 10 micron golflengte, dan moet daar de spectrale fijnstructuur te zien zijn tot details van 0,01 micron. Goed genoeg om de belangrijkste spectraallijnen te onderscheiden. Maar voor het golflengtebereik van 12 tot 44 micron worden veel hogere eisen gesteld en moet het getal tussen de 23 000 en 35 000 liggen! Dan zijn zeer fijne spectrale details te zien. De strenge beperkingen in het volume vormen een groot probleem. Want om een hoog spectraal oplossend vermogen te bereiken moet de afstand tussen het element waar het spectrum ontstaat en de detector in principe groot zijn. Dat bereik je alleen als de lichtweg met speciale spiegeltjes kan worden ‘opgevouwen’. Het optisch ontwerp van de SWS, gemaakt door TNO, is dan ook een hoogstandje van technisch vernuft en creativiteit. Bedenk wel dat al die spiegeltjes exact moeten zijn uitgelijnd en de zware trillingen van de lancering feilloos moeten overleven. Uiteindelijk wordt gekozen voor ‘het in tweeën splitsen’ van de SWS. De ene helft, voorzien van een eigen lichtweg en tralie, werkt in het golfengtebereik van 2,4 tot 13 micron, met een spectraal scheidend vermogen van 1000. Het andere deel meet van 12 tot 45 micron met eventueel het hogere – en bovendien instelbare – spectraal scheidend vermogen. Beide delen hebben ook hun eigen detectoren. Het deel van 2,4 tot 13 micron wordt gemeten met een detector op basis van de stoffen indium en antimoon (InSb, 2,4 tot 4 micron) en van silicium met gallium (SiGa, 4 tot 13 micron). In het andere deel zitten detectoren op basis van silicium met arseen (SiAs, 12 tot 29 micron) en germanium met beryllium (GeBe, 28 tot 45 micron). In het totaal bezit de SWS vier detectorrijen van elk 12 elementen. In totaal wordt in de ontwikkeling en bouw van de SWS zo’n vierhonderd manjaren werk geïnvesteerd. Goed besteed, want met het zeer doordachte ontwerp blijkt SWS beter te functioneren dan vereist in de specificaties. Bovendien is van tevoren goed nagegaan hoe de signalen van de detectoren moeten worden geanalyseerd. Zo is er ook rekening gehouden met een ‘geheugeneffect’ waarbij de detectoren na het meten van een infraroodfoton ‘hersteltijd’ nodig hebben voor de volgende detectie. Al met al blijkt de gevoeligheid van SWS soms 1500 maal groter te zijn dan van de illustere voorganger IRAS. Er worden meer dan 25.000 spectra verzameld van uitstekende kwaliteit.
Verdere ontwikkelingHoewel de metingen in het voorjaar van 1998 noodgedwongen stoppen vanwege het opraken van de helium-koelvloeistof, is de wetenschappelijke exploratie van de rijke ISO (en SWS) oogst nog niet afgelopen. De gegevens zijn vrij toegankelijk en vormen een bron van allerlei vervolgonderzoek. Jaren na de oorspronkelijke detectie worden nog nieuwe moleculen ontdekt, of worden andere verbanden gelegd. Bovendien zijn de metingen van belang voor de voorbereiding van missies die ISO opvolgen, zoals de Japanse AKARI-missie, de Spitzer Space Telescope van NASA en de Herschel-ruimtetelescoop van ESA. AKARI (2006-2007) is een rechtstreekse opvolger van IRAS en maakt een volledige, gedetailleerde kaart van de infraroodhemel. De Spitzer Space Telescope is een rechtstreekse opvolger van ISO en doet gedetailleerd infraroodonderzoek aan moleculaire wolken, stervorming en extragalactische stelsels. Het succes van ISO/SWS krijgt een vervolg in de infraroodreeks van Nederlands onderzoek. Een internationaal samenwerkingsverband met meer dan twintig deelnemers staat onder leiding van SRON voor de bouw van het HIFI-instrument voor ESA’s Herschel-satelliet. Met dit instrument reikt het onderzoek tot het verre infrarood en het ‘overgangsgebied’ naar de radiogolven: het submillimetergebied. Bij deze golflengten kijk je deels naar andere processen dan die je ‘ziet’ met ISO/SWS. Zo kun je er sterrenstelsels mee bestuderen die zover weg staan dat het grootste deel van hun straling is terechtgekomen in het (verre) infrarood, als gevolg van de ijtdijing van het heelal. Daarna(ast) zet SRON in op een rol bij een van de toekomstige infraroodmissies via het instrument SAFARI, bedoeld voor de in hoofdzaak Japanse missie SPICA. Over HIFI is een apart venster opgenomen in de categorie Experimenten. Exploratie van het submillimetergebied gebeurt overigens niet alleen vanuit de ruimte. Het kan ook vanaf het aardoppervlak mits de locatie (letterlijk) hoog en (zeer) droog ligt om de storende invloed van (onder andere) waterdamp in de atmosfeer te omzeilen. In Chili verrijst de Atacama Large Millimeter Array (ALMA), mede onder leiding van Thijs de Graauw, de Principal Investigator (wetenschappelijk projectleider) die met zijn teams ISO/SWS tot zo’n succes wist te maken. LinksDe uitdaging De oplossing
Overzicht van de SWS spectrale banden : http://www.sron.rug.nl/iso/sws.html Verdere ontwikkeling
Meer over ALMA : http://www.eso.org/sci/facilities/alma/ ![]() De eerste nagenoeg complete kaart van de infraroodhemel vormde een van de belangrijkste resultaten van IRAS ![]() ESA's Infrared Space Observatory (ISO) bestudeerde tal van door IRAS ontdekte bronnen in groot detail ![]() Stervormingsgebieden, zoals hier in Orion, bevatten talloze infraroodbronnen van donkere, koele gas- en stofwolken waarin nieuwe sterren worden geboren ![]() De Zandlopernevel is een planetaire nevel. We zien een kleine ster als de zon in zijn laatste stadium. Gasschillen worden afgestoten en alles wat uiteindelijk resteert is een kleine, uitgebrande sterkern: een witte dwergster ![]() Materie cyclus in het heelal. Oude sterren geven hun materie af aan de ruimte. Samen met vers waterstofgas vormt dat de basis voor volgende generaties sterren ![]() Overzicht van de Shortwave Spectrometer (SWS) van ISO. De SWS vormt een belangrijke Nederlandse bijdrage aan deze zeer succesvolle ESA-satelliet ![]() SWS spectra van de bron Arp 220, een onregelmatig gevormd sterrenstelsel. De metingen wijzen op intensieve stervorming ![]() SWS spectra van de dubbelster HD 44179 die zich in een van de laatste evolutiestadia bevindt voordat hij uit elkaar klapt. De metingen wijzen op de aanwezigheid van zuurstof en stof dat eerder door het stelsel werd afgestoten ![]() ESA's Herschel-satelliet doet metingen in het verre infrarood en bij sub-millimetergolven. Daarmee kan de verdeling van allerlei moleculen nauwkeurig in beeld worden gebracht | |
De canon "Vijftig jaar Nederlands ruimteonderzoek" is opgesteld in 2012.