V – Aarde uniek?

Planeet aarde: Uniek in het heelal?  

 

Wat weten we niet?
Wat weten we wel?
Hoe zouden we erachter kunnen komen?
Links
 

 

Wat weten we niet?

De aarde is een van de acht planeten van het zonnestelsel. Vanaf de zon gerekend is het de derde planeet. Mercurius staat het dichtste bij, gevolgd door Venus. De planeet Mars staat ongeveer anderhalf maal verder van de zon dan de aarde. Samen vormen deze vier planten de ‘rotsachtige planeten’ van het zonnestelsel. Ze bestaan grotendeels uit rotsachtig materiaal met in hun binnenste een zware kern van nikkel en ijzer.

Binnen het zonnestelsel is de aarde uniek; geen enkele andere wereld is bewoond door wezens zoals wij. Op enkele plekken zou misschien een primitieve vorm van leven kunnen voorkomen, zoals vlak onder het oppervlak van Mars, of in de veronderstelde oceanen onder het ijzige oppervlak van de Jupitermaan Europa en de Saturnusmaan Enceladus. Tot nu toe is echter nergens anders dan op aarde (fossiel) leven aangetoond.

De zon is maar een van de ruwweg 100 miljard sterren in het Melkwegstelsel. Er bestaan vermoedelijk ook zo’n 100 miljard sterrenstelsels. Het aantal sterren in het heelal ligt daarom misschien ergens in de buurt van 1022 tot 1023, meer dan het aantal zandkorrels dat je op aarde kunt vinden. Zou er dan nergens een ‘tweeling’ van de aarde bestaan? De geschiedenis leert dat elke veronderstelling waarin de mens, de aarde, de zon of het Melkwegstelsel een unieke plaats wordt toebedacht, onwaar is. Er is tot nu toe echter geen ‘tweede aarde’ ontdekt. Is de aarde dan uniek in het heelal? We weten het niet. Nog niet, want het ziet ernaar uit dat we binnenkort veel meer weten dan nu. 

   omhoogomlaag

Wat weten we wel?

 Met aardse telescopen zijn heel wat exoplaneten ontdekt maar die vormen vooral het ‘laaghangende fruit’. Er lopen tal van zoekprojecten. Enkele belangrijke projecten zijn:

  • HARPS. Het instrument wordt gebruikt op de 3,6-meter telescoop van de European Southern Observatory (ESO) op de berg La Silla in Chili. De oogst van HARPS staat op meer dan 150 exoplaneten. Veel daarvan zijn lichter dan de helft van de massa van Neptunus. Er zitten ook tientallen ‘superaardes’ tussen, met massa’s tussen 1 en 10 keer die van de aarde. Met HARPS zijn ook 376 zonachtige sterren bestudeerd om na te gaan hoe groot de kans is dat juist bij zulke sterren planeten voorkomen. Het resultaat is facinerend: in 40% van de gevallen is er een planeet die lichter is dan Saturnus. Er zit een planeet bij die maar 3,6 maal zo zwaar is als de aarde, en op een afstand staat van de moederster waarbij de omstandigheden gunstig zijn voor het ontstaan van leven.
    {tooltip class=tooltip_50jaar}Lees meer: de HARPS-techniek{end-link}HARPS is een spectrograaf waarmee heel subtiele veranderingen zijn waar te nemen in de plaats van de spectraallijnen in het sterspectrum. Die veranderingen worden veroorzaakt door schommelingen in de snelheid van de ster, als gevolg van een of meer planeten die om de ster draaien. Deze methode is heel nauwkeurig en kan daarom ook relatief lichte planeten ontdekken.{end-tooltip}
  • OGLE. Dit project van de Universiteit van Warschaw kijkt naar sterren die plotseling voor korte tijd helderder worden omdat er op grote afstand een planeet voor de ster langstrekt. De zwaartekracht van die planeet werkt dan heel even als een lens en versterkt het licht van de ver daarachter gelegen ster. Maar de telescoop ziet ook ‘verduisteringen’ van een ster als een planeet juist dichtbij de ster staat en er vlak voor langs trekt. Er is ruim een dozijn planeten gevonden, met beide methoden.
  • WASP. Automatisch werkende telescopen op het eiland La Palma en in Zuid-Afrika houden continue grote gebieden van de hemel in de gaten en speuren naar sterren die een heel klein beetje worden verduisterd door het langstrekken van een planeet. De oogst bestaat uit tientallen exoplaneten, waarvan sommige in vreemde banen bewegen.

De aardse atmosfeer maakt het waarnemen van exoplaneten niet gemakkelijk. In toenemende maten worden exoplaneten nu ontdekt met ruimtemissies. Tot de belangrijke projecten die thans operationeel zijn, behoren:

  • De COROT-missie van de Franse ruimtevaartorganisatie CNES (met deelname van ESA), gelanceerd op 27 december 2006. De missie is ontworpen voor astroseismologie: het waarnemen van trillingen van steroppervlakken. Net als bij aardse seismologie kan zo de structuur van het binnenste van sterren worden bepaald. Verder meet de satelliet de helderheidsvariaties die samenhangen met de trillingen. Maar die metingen geven ook informatie over periodieke ‘verduisteringen’ die veroorzaakt worden door exoplaneten als ze toevallig voor de ster langstrekken.Het lukt voor het eerst in mei 2007 om een exoplaneet te ‘zien’. Sindsdien zijn ongeveer twee dozijn exoplaneten ontdekt. Op één na draaien ze allemaal binnen tien dagen om hun ster. Ze staan daarom op korte afstand van die ster en zijn heel heet. De meesten zijn hete-Jupiters.
    {tooltip class=tooltip_50jaar}Lees meer: pech voor COROT{end-link}COROT heeft in 2009 een forse beschadiging opgelopen van een deel van de front-end elektronica. Daardoor is het gezichtsvermogen met 50% gereduceerd. Niettemin hoopt men dat de satelliet tot in 2013 actief zal blijven. {end-tooltip}
  • De KEPLER-missie van NASA, gelanceerd op 7 mei 2007. Deze missie is speciaal gericht op het maken van een lange, nauwkeurige tijdreeks om ook planeten te vinden die op grote afstand van hun ster staan. De satelliet kijkt de hele tijd naar een vast gebied in het Melkwegstelsel en meet voortdurend de helderheid van zo’n 145 000 sterren. Een aantal daarvan vertoont periodieke bedekkingen door een of meer exoplaneten. Tot september 2009 ziet KEPLER 1235 kandidaat-planeten bij 997 sterren. Het zijn bijna allemaal kortperiodieke planeten. Deze resultaten, bekend gemaakt in februari 2011, betekenen dat het aantal bekende exoplaneten enorm is gegroeid.
    {tooltip class=tooltip_50jaar}Lees meer: de KEPLER-resultaten{end-link}Er zitten 68 kandidaat-planeten tussen die overeen kunnen komen met een aardachtige planeet. In 54 gevallen lijkt de afstand tot de moederster zodanig te zijn dat de temperatuur op die planeten gematigd is. Zit er een tweeling van de aarde tussen? De voorlopige resultaten geven aan dat, als het waarneemveld van KEPLER kenmerkend is voor het hele Melkwegstelsel, 17% van de sterren een planetenstelsel bezit en dat bij ruim 5% aardachtige planeten kunnen voorkomen. Overigens, zolang het gaat om kandidaat-planeten moet er nog een bevestiging komen dat het echt om een planeet gaat. Dat kan door op voorspelde tijdstippen nieuwe eclipsen te zien, en door de kandidaten te ‘wegen’. Er zijn gevallen waarin de massa vele tientallen Jupiters bedraagt, waardoor het object eerder een kleine ster is (‘bruine dwerg’) dan een planeet. Een bevestiging kan ook worden verkregen door de ster waar te nemen met een ander instrument, zoals de Hubble-ruimtetelescoop.{end-tooltip}
   omhoogomlaag

Hoe zouden we erachter kunnen komen?

We weten wel dat planetenstelsels, zoals rond onze zon, in overvloed voorkomen in het heelal. We noemen de planeten bij andere sterren wel ‘exoplaneten‘. Ze zijn met de huidige technieken eigenlijk niet rechtstreeks waar te nemen. Hun hele zwakke schijnsel wordt volledige overstraald door het licht van de moederster. Exoplaneten worden daarom op een indirecte manier ontdekt. 

In december 2011 zijn zo’n 700 exoplaneten bekend. Zit daar een tweeling van de aarde bij? Nog niet echt. Verreweg de meeste exoplaneten racen in enkele dagen om hun ster. Ze draaien er dus vlakbij omheen en moeten daarom heel heet zijn. Het zijn reuzenversies van ‘onze’ planeet Jupiter. Het voorkomen van deze ‘hete Jupiters’ is op zichzelf verrassend; ons zonnestelsel zit anders in elkaar. Tenminste: op dit moment. Want sterrenkundigen hebben aan de hand van deze hete Jupiters ontdekt dat planetenstelsels op lange tijdschalen heel wat dynamischer zijn dan zich laat aanzien in ‘ons’ planetenstelsel.

Zijn de meeste planeten dan een ‘hete Jupiter’? Nee. Deze exoplaneten zijn het gemakkelijkste te ontdekken met de huidige technieken. Je kunt ze in een paar weken tot enkele maanden al ontdekken, als ze dichtbij hun ster ronddraaien. Exoplaneten op grotere afstanden van hun ster voltooien in een jaar tot vele jaren hun baan. Je moet lange tijdreeksen van waarnemingen opbouwen om die te ontdekken. De huidige ‘catalogus’ van exoplaneten zegt dus nog niet veel over het aantal aardachtige planeten.
{tooltip class=tooltip_50jaar}Lees meer: manieren waarop we nu exoplaneten kunnen ontdekken{end-link} De eerste manier is door te kijken naar het ‘wiebelen’ van de moederster die door de ronddraaiende planeet / planeten een beetje van zijn (gemiddelde) plaats aan de hemel wordt getrokken. Je kunt kijken naar periodieke schommelingen in de radiale snelheid (langs de gezichtslijn) via de spectraallijnen in het sterlicht. Op die manier zijn snelheidsvariaties van 1 m/s te zien en in de praktijk is dit een erg bruikbare manier om exoplaneten op te sporen. Je kunt ook kijken naar de periodieke schommelingen in de transversale (loodrecht op de gezichtslijn) snelheid, door met astrometrie uiterst nauwkeurige sterposities te meten over een lange tijdreeks. Als de moederster een pulsar is kun je ook kijken naar minieme schommelingen in de pulsperiode, waaruit je de radiale snelheid afleidt.

De tweede is door te kijken naar periodieke afname van het sterlicht. Als een exoplaneet geheel of gedeeltelijk over de sterschijf trekt zal de ster iets minder fel stralen. Het is een heel subtiel effect dat je alleen met zeer nauwkeurige lichtmeters kunt waarnemen. Buiten deze twee manieren zijn er ook nog wat meer exotische methoden. Zo kun je gebruikmaken van het gravitatielenseffect. Als een exoplaneet toevallig precies voor een ver daarachter gelegen ster trekt, kan de helderheid van die ster door die ‘microlens’ tijdelijk opvlammen. Je kunt ook proberen om met een plaatje het sterlicht af te dekken (een coronograaf) zodat het planeetlicht overblijft. En je kunt via interferentie van lichtgolven proberen het sterlicht weg te filteren.

Ten slotte is er nog een manier om polarisatie-effecten te meten van sterlicht dat aan de planeet is verstrooid (zie ook het venster over (/index.php/vragen-voor-de-toekomst-50-jaar-ruimteonderzoek-2822/v-aarde-uniek/index.php?option=com_content&task=view&id=3241&Itemid=2821) spectropolarimetrie in de categorie Technologieën). Omdat planeten de meeste straling uitzenden in het infrarood, is het bij verschillende methoden verstandig om juist in dat golflengtegebied te kijken.{end-tooltip}
{tooltip class=tooltip_50jaar}Lees meer: manieren om in de toekomst exoplaneten op te sporen{end-link}Hoe komen we echt achter het bestaan van een tweeling van de aarde? Misschien wel door het toepassen van nieuwe technologie. Veelbelovend lijkt de spectropolarimetrie (zie ook het aparte venster over (/index.php/vragen-voor-de-toekomst-50-jaar-ruimteonderzoek-2822/v-aarde-uniek/index.php?option=com_content&task=view&id=3241&Itemid=2821) spectropolarimetrie onder de categorie Technologieën) waarmee een aantal eigenschappen van de atmosfeer van exoplaneten kan worden bepaald. De polarisatie in het gemeten licht (een voorkeur voor de trillingsrichting van de fotonen) is afhankelijk van de manier waarop het sterlicht wordt verstrooid aan de atmosfeer (en het oppervlak) van de exoplaneet.

Een andere techniek bedient zich van een methode waarmee we ook de ijle buitenste atmosfeer van de zon bestuderen: de coronograaf. Het idee is om het felle sterbeeldje af te dekken zodat het zwakke schijnsel van de exoplaneet niet meer verdrinkt in het sterlicht. Nog een andere techniek voor de toekomst is de zogeheten nulling-interferometrie. Daarbij wordt een ster-met-exoplaneet waargenomen door twee telescopen waarvan de signalen worden gecombineerd. Als je dat handig doet kun je ervoor zorgen dat het sterlicht uit de ene telescoop het sterlicht uit de andere telescoop precies uitdooft. En dat dan het planeetlicht overblijft. Zulke technieken zijn met name toe te passen in ruimtemissies omdat de trillende aardatmosfeer roet in het eten gooit.{end-tooltip}

Er staat ook een aantal toekomstige ruimtemissies op het programma waarmee nog veel meer exoplaneten ontdekt gaan worden. De belangrijkste zijn:

  • ESA’s missie GAIA, met een voorlopige lanceerdatum in 2013. Deze satelliet geldt als opvolger van de eerdere, succesvolle Hipparcos-missie en moet van circa een miljard sterren (1% van het Melkwegstelsel) proberen om zeer nauwkeurige positiegegevens en radiale snelheden te meten.
    {tooltip class=tooltip_50jaar}Lees meer{end-link}Uit bepaalde periodieke variaties die ontstaan als gevolg van de beweging van de aarde om de zon (parallax) kunnen de afstanden worden bepaald. Door vervolgens zowel de transversale (loodrecht op de gezichtslijn) als radiale (langs de gezichtslijn) snelheid te meten ontstaat een ruimtelijk beeld van de sterverdeling en de beweging in deze enorme verzameling sterren. De beoogde astrometrische gegevens en radiale snelheidsmetingen, gecombineerd met helderheidsmetingen, zijn nauwkeurig genoeg om ook veel exoplaneten te ontdekken, ook als de aarde niet in de buurt van het planeet-baanvlak om de ster ligt. Schattingen leren dat binnen een straal van zo’n 650 lichtjaar, waarbinnen de astrometriegegevens nauwkeurig genoeg zijn, er zo’n 30 000 planeten kunnen bestaan bij sterren die een beetje lijken op de zon. GAIA zou er dus duizenden moeten kunnen ontdekken. Niet alleen hete Jupiters, maar juist ook aardachtige planeten.{end-tooltip}
  • ESA’s missie PLATO, thans in de definitiefase. De satelliet moet worden voorzien van een aantal groothoektelescopen om zo een zeer groot aantal sterren waar te nemen. Het doel is om beter inzicht te krijgen in de statistiek rond exoplaneten. In veel opzichten is PLATO een opvolger van COROT, maar dan met tienmaal betere nauwkeurigheid. 
    {tooltip class=tooltip_50jaar}Lees meer{end-link}Net als zijn voorganger wordt astroseismologie gecombineerd met het zoeken en karakteriseren van exoplaneten. PLATO zal in staat zijn om aardachtige planeten te vinden bij sterren die op de zon lijken. Van de te ontdekken planeetsystemen wil men de baanafmetingen en de planeetmassa vaststellen met een nauwkeurigheid van 1%. ESA heeft nog niet definitief besloten dat deze missie doorgaat.{end-tooltip}

Links  

Wat weten we niet?
Meer over het zonnestelsel : http://www.astronomie.nl/nieuws/556/ons_zonnestelsel.html
en : http://www.urania.be/sterrenkunde/zonnestelsel/index.php
en : http://nineplanets.org/

Wat we weten wel?
Meer over exoplaneten : http://www.kennislink.nl/publicaties/exoplaneten-2
en : http://en.wikipedia.org/wiki/Extrasolar_planet
Meer over het zoeken naar exoplaneten : http://planetary.org/exoplanets/howwefind.php
en : http://en.wikipedia.org/wiki/Methods_of_detecting_extrasolar_planets
Meer informatie over het HARPS-project bij ESO :

http://www.eso.org/public/netherlands/news/eso1134/
Meer informatie over het OGLE-project in Polen : http://ogle.astrouw.edu.pl/
Meer informatie over het (Super)WASP-project : http://www.superwasp.org/

Hoe zouden we er achter kunnen komen?
Actuele database van exoplaneten : http://exoplanet.eu/
Lijstje van sterren waarbij een of meer planeten zijn ontdekt : http://en.wikipedia.org/wiki/List_of_exoplanetary_host_stars
Lijstje van planeetstelsels met twee of meer planeten : http://en.wikipedia.org/wiki/List_of_planetary_systems
NASA’s KEPLER-missie : http://kepler.nasa.gov/
Meer over de COROT-missie : http://smsc.cnes.fr/COROT/
ESA’s GAIA-missie : http://sci.esa.int/science-e/www/area/index.cfm?fareaid=26
Eoplaneten en GAIA : http://sci.esa.int/science-e/www/object/index.cfm?fobjectid=40577
ESA’s PLATO-project : http://sci.esa.int/science-e/www/area/index.cfm?fareaid=104
Overzicht van enkele exoplaneetprojecten : http://planetquest.jpl.nasa.gov/missions/missions_index.cfm

aardeMars Europa-maanEnceladus zonnestelselHeliosfeer Itokawa, een planetoïde die bestaat uit een losjes bij elkaar gehouden puinhoop
 Jupiter
Pluto via de Hubble telescoopkomeet Hyakutake (1996)  Formalhout, direte waarneming exoplaneet door de Hubble ruimtetelescoopPlaatje van Keck telescoop met de ster HR 8799 waarbij het licht van de centrale ster is weggefilterd en de planeten in infraroodstraling zichtbaar worden Bevestiging van het vorige plaatje via een andere telescoop (Hale 1,5 m telescoop)
Exoplaneten ontdekken via een eclips van de moedersterVoorbeeld van lichtkromme bij een exoplaneet-overgang
Voorbeeld van de periodiek wisselende radiale snelheid als gevolg van het rondcirkelen van een exoplaneet (hete Jupiter) bij de ster TW Hydrae
Exoplaneten waarnemen via een zwaartekrachtslens
Exoplaneet waarneming (lichtkromme) via een zwaartekrachtslens
COROT KeplerBlikveld van Kepler nabij het sterrenbeeld ZwaanGAIAPLATO